Veel toeristen wandelen langs de grote poort van St. Bartholomew-the-Great op de hoek van West Smithfield en Little Britain, wellicht onderweg naar de Victoriaanse Smithfield markt, maar weinigen zullen de moeite nemen om door de poort het pad te nemen naar de kerk. Wat nu een apart poortgebouw lijkt te zijn, was ooit de westelijke ingang van de kerk zelf. De kerk was onderdeel van het Augustijner klooster en een stuk groter dan het vandaag de dag is. In 1539 werd het schip van de kerk vernietigd na de opheffing van alle kloosters door Hendrik VIII. De rest van de kerk mocht blijven staan om als buurtkerk te fungeren en wat nu het pad van de poort naar de kerk is, was dus ooit – ongeveer – de zuidelijke zijbeuk van het schip.
Eenmaal binnen, weg van de drukte op straat, is het niet moeilijk je terug te wanen in het jaar 1652 toen het monument voor Edward Cooke werd geplaatst. Het wordt toegeschreven aan Thomas Burman (1617/18–1674)(1) en stond bekend als ‘weeping statue’, omdat de vochtigheid van de atmosfeer in het zachte marmer trok en van tijd tot tijd op wonderbaarlijke wijze weer vrijgegeven werd als ‘tranen’. Helaas, de Victorianen installeerden een radiator onder het monument wat het einde betekende van de vochtopnemende werking van het materiaal, dus vandaag de dag geen wonder meer.
Onderr de beeltenis is een tablet aangebracht met de tekst:
Hic inhvmatvm svccvbat, qvantvm terrestre: viri
Vere venerandi, Edwardi Cooke Philosophi
Apprime docti nec non Medici spectatissimi
Qvi tertio Idvs Avgvsti Anno Dom. 1652.
Annoq[ue] ætatis 39, certa resvrgendi spe
(vtinecesse) natvræ concessit.
Of in het Nederlands: Hier ligt begraven alles dat sterfelijk is van een waarlijk vereerd man, Edward Cooke, zowel een bijzonder geleerd filosoof als een aanzienlijk arts, die, op de derde ides [de 11de] van augustus A.D. 1652, en in het 39ste jaar van zijn leven, toegaf aan de natuur in de zekere hoop op een wederopstanding.(2)
Een tweede tekst op een tablet refereert aan het huilende effect van de steen:
Vnsluce yor briny floods, what can yee keepe
Yor eyes from teares, & see the marble weepe
Burst out for shame: or if yee find noe vent
For teares, yet stay, and see the stones relent.
Edward Cooke
Ondanks het feit dat Edward relatief jong kwam te overlijden, had hij al een flink aantal bezittingen vergaard. Hij had landerijen in Lincolnshire die hij gekregen had van zijn schoonvader Timothy Wade ten tijde van zijn huwelijk.(3) De gecombineerde wapenschilden van de Cooke en Wade families zijn te zien onder de plaat met de tekst over de waterafgevende kwaliteiten van het monument. Edward bezat een huis in Lime Street, waar hij waarschijnlijk zelf woonde, en hij had een huis in Friday Street dat verhuurd was.
He had ook aandelen in de ‘bills of Ireland’, een project van het Parlement van Oliver Cromwell om Ierland te verengelsen om zo de koppige Ieren die de Engelse heerschappij niet wilden accepteren onder controle te krijgen. Iedereen die aan het project meedeed zou land, landgoederen of landhuizen krijgen, afhankelijk van de ingelegde gelden, ook wel ‘adventures’ genoemd. De inleg begon in 1642, maar het duurde tot 1653 voordat er land werd uitgegeven, dus Edward Cooke heeft er zelf niet van kunnen profiteren. Hij had zijn aandelen in het project geërfd van zijn vader, ook een Edward, een apotheker die in 1644 overleden was, en van zijn broer John die later in datzelfde jaar overleed.(4) Edward Cooke senior had ook geïnvesteerd in de Massachusetts Company en zelfs zijn andere zoon Robert, die ook was opgeleid tot apotheker, naar de andere kant van de Atlantische Oceaan gestuurd. Edward senior had 100 pond geïnvesteerd waarvoor Robert het recht op, omgerekend, zo’n 300 ha land zou krijgen in de nieuwe kolonie.(5)
Edward werd op 14 november 1613 gedoopt in de kerk van St. Dionis Backchurch, en werd, zoals het monument in St. Barts al zegt, arts, consequent benoemd als ‘Doctor of Physick’ in de kerkregisters. J. Venn’s Alumni Cantabrigienses (1922) geeft zijn inschrijving als student van Sidney College, Cambridge op 22 oktober 1630 als hij 17 jaar is. Hij verkreeg zijn M.A. in 1638 en zijn M.D. in 1644. Tussen die twee diplomas in, gaat hij naar het buitenland – niet ongewoon voor een Engelsman in goede doen – om ervaring op te doen en zijn kennis te verbreden met studie aan een van de Europese universiteiten. We vinden Edward in Leiden waar hij zich op 1 juni 1639 laat inschrijven en in oktober 1641 in Padua.(6)
Edward sterft op 11 augustus 1652 en wordt de 14e begraven in St. Barts; hij laat een vrouw en twee kinderen na. Hij was op 9 december 1645 getrouwd met Mary Wade in de kerk van St. Helen Bishopsgate en er werden vier zonen uit dit huwelijk geboren, maar twee stierven jong.(7) Edward liet het grootste gedeelte van zijn bezittingen na aan zijn vrouw en bij haar dood aan zijn zonen, eerst aan Edward en als die voor zijn vrouw zou komen te overlijden aan Robert.
(1) http://www.churchmonumentssociety.org en A Biographical Dictionary of Sculptors in Britain, 1660-1851 (http://217.204.55.158/henrymoore/index.php)
(2) ‘Monuments, memorials and heraldry’, The records of St. Bartholomew’s priory [and] St. Bartholomew the Great, West Smithfield: volume 2 (1921), pp. 449-487.
(3) PROB 11/224/348.
(4) John Prendergast, Cromwellian Settlement of Ireland (1870) en John Pentland Mahaffey, Irish State Papers 1641 to 1659, vol. 4 (1903).
(5) Brieven van 1638 en 1649 van Edward Cooke aan John Wintrop in Collections of the Massachusetts Historical Society, 1863, pp. 381-384.
(6) Album studiosorum Academiae Lugduno Batavae MDLXXV-MDCCCLXXV, samengesteld door W.N. Du Rieu, 1875 en www.rcpe.ac.uk/library/read/people/english-students/
(7) Doop- en begraafregister van St. Helen’s Bishopsgate: doop 23 okt. 1646 Edward (begraven 21 nov. 1646); doop 16 nov. 1647 Edward; doop 19 feb. 1650 Timothy (begraven 12 aug. 1650); ook genoemd in het testament een zoon Robert, maar daar heb ik geen doopgegevens van gevonden.