Tags
Het Borough High Street gebied in Southwark is altijd het gebied geweest waar hop uit de zuidelijke provincies verhandeld werd, vooral die uit Kent. De hop werd naar Londen gebracht na de oogst in de herfst. Tot de jaren 60 van de 20ste eeuw gingen veel van de armste Londense families in september naar de hopvelden voor een werkvakantie. Niet alleen voor de frisse lucht, maar om hun magere inkomsten aan te vullen. “Women generally work best, and some of the smartest fingered among them will pick their thirty bushels at a penny or three half-pence her bushel; but twenty-two is a good average.” Accommodation for the workers was varied, “some of them sleep in barns or cattle sheds, which are ‘feltered up’ annually with boards and brushwood to keep out the wind; but a few hop-garden owners furnish a regular set of marquees for their illustrious visitors, who are more necessary than welcome”.(1)
Na de oogst werd de hop gedroogd in zogenaamde ‘oast houses’ en dan verpakt in grote samengedrukte pakketten van 200 bij 65 cm, ‘pockets’ genaamd. Deze ‘pockets’ werden dan getransporteerd naar Southwark, eerst met paard en wagen, later per trein.
De hop werd bewaard in de magazijnen rondom Borough High Street en de hop agent probeerde de goederen dan te verkopen – voor een commissie natuurlijk – namens de producenten aan een tussenpersoon die de hop dan weer aan de brouwers verkocht.
Southwark Street werd in 1862 aangelegd door Sir Joseph Bazalgette. Het was de eerste straat in Londen met water- en gasleidingen in het midden van de straat. De ontwikkelingen op Southwark Street waren ingezet door de Metropolitan Board met een groot project om London Bridge met Blackfriars te verbinden en om tegelijkertijd iets te doen aan de slechte, onhygiënische behuizing in het gebied. Op een lastig driehoekig stuk land tussen de nieuwe straat en de verhoogde spoorlijn ontwierp R.H. Moore de elegante rondingen van het Hop and Malt Exchange gebouw.
De eerste steen werd op 31 august 1866 gelegd en het gebouw werd in oktober 1867 geopend. Het moest de hophandel die vanouds in het gebied had plaatsgevonden centraliseren en promoten. het ontwerp bestond uit een centrale handelsvloer met galerij-etages voor kantoren en magazijnruimte erachter. Het oorspronkelijke gebouw was hoger dan het nu is, maar de bovenste verdiepingen werden afgebroken in 1920 na een brand.
De Illustrated London News beweerde dat, “the hop growers, merchants, dealers, and buyers will have all the advantages of a complete and well-attended market close to the termini of all the railways which pass through the hop-growing districts of Kent, Surrey and Sussex, and will thus be enables to avoid the trouble, expense, and loss of time incurred in visiting hop merchants’ counting houses in various parts of the Borough”. Klinkt goed, maar de werkelijkheid lag anders. Er was vanuit gegaan dat er behoefte was aan een centrale plaats voor alle hopactiviteiten, maar de 100 kantoren werden nooit allemaal verhuurd. In 1878 zaten er 54 handelaren in het gebouw, maar dat was het hoogste aantal ooit. In 1920 was het aantal gedaald tot vijf. De hophandelaren bleven in hun oude gebouwen en zo deden ook hun klanten. Volgens een van de agenten werden de stalletjes die opgezet waren in de centrale hal om de waren te showen al na 18 maanden weer afgebroken. De beurs werd door de handelaren slechts gezien als een uitbreiding van hun magazijnruimte.(2)
De ijzeren balustrades om de gallerijen verbeelden ineengestrengelde hopranken. De rode schilden met daarop een wit paard stellen het wapen van de provincie Kent voor om nadruk te leggen op de oorsprong van de hop.
Wat minder opvalt, zijn de enorme keldergewelven onder het gebouw (±0,4 ha). In 1903 verhuisde J. Lyons & Co. zijn zaak naar de Hop Exchange en kwam bekend te staan als de Hop Cellers (de Hopkelder), later als de Lyons Wine Cellars. De firma verhuisde weer in 1972, maar voor bijna zeventig jaar werd er dus wijn gebotteld en bewaard onder de kantoren en magazijnen van de beurs. Wijnflessen werden gemiddeld zes keer gebruikt en iedere keer als ze geretourneerd werden moesten ze schoongemaakt en hervuld worden. Dit vullen werd door een machine gedaan, behalve voor de speciale wijnen die handmatig gevuld werden. De gevulde flessen werden opgetast in rijen, zogenaamde ‘bins’, met houten latten tussen de rijen. Foto’s kunnen hier gevonden worden.
(1) H.D., ‘A Kentish Hopyard’ in The Gentleman’s Magazine, september 1868, pp. 532-538.
(2) Celia Cordle, Out of the Hay and into the Hops (2011), p. 123-124.