Londen in The Building Centre

Tags

detail maquette
In dit blogitem meer fotos dan tekst, maar het leek me een goed idee om de aandacht te vestigen op het Pipers schaalmodel van Centraal Londen in The Building Centre. Het is een goed hulpmiddel om een overzicht van de layout van de stad te krijgen. Iets dat op grondniveau nog wel eens verwarrend of onzichtbaar is, is in het model goed zichtbaar.
Het schaalmodel is neergezet door de NLA in de Main Gallery van The Building Centre in Store Street 26 en is vrij toegankelijk tijdens de openingsuren (zie hier). De schaal van het model is 1:1500 en nieuwe en geplande gebouwen met een goedgekeurde planningsaanvraag zijn gekenmerkt met een witte kleur.

The Building Centre

The Building Centre (Bron: buildingcentre.co.uk)

The Building Centre Trust is 14 januari 1963 opgericht als een onafhankelijk goed doel om onderwijs, onderzoek en culturele activiteiten te organiseren op het gebied van stedebouw. Het gebouw heeft diverse tentoonstellingruimten waar moderne ontwerp- en constructiemethoden en materialen geshowd kunnen worden. Er is een boekwinkel in het gebouw die gerund word door RIBA Enterprises en waar, behalve boeken over constructie, architectuur en ontwerp, ook ook een goede collecte boeken over Londen te vinden is.

Zoals altijd zijn mijn fotos gemaakt met een kleine digitale camera, dus verwacht geen fotografische wonderen. Ik hoop je alleen een idee te geven waarom je zelf naar het Building Centre zou moeten gaan.

scale model of London in The Buildiing Centre, Store Street 6

maquette in The Buildiing Centre, Store Street 1

maquette in The Buildiing Centre, Store Street 2

maquette in The Buildiing Centre, Store Street 3

maquette in The Buildiing Centre, Store Street 4

maquette in The Buildiing Centre, Store Street 5

Aanvaring met een stoomboot

Tags

, ,

Postman's Park
Op de avond van 25 augustus 1883 roeide Ernest Bradley Benning en drie vrienden, Henry Brooks, Frederick Palmer en Miss Simmonds, op de Theems. Ze kwamen uit Kew en in de buurt van Pimlico pier kwamen ze in aanvaring met de scheprad-stoomboot Wedding Ring van de London Steamboat Co. Dit bedrijf was in 1834 opgericht als The Woolwich Steam Packet Company om een geregelde bootdienst te verzorgen tussen de City en Woolwich. In 1876, na verscheidene overnames, werden ze de London Steamboat Co. die geregelde veerdiensten op de Theems verzorgde.

Gedenkplaat voor Ernest Bradley Benning

Gedenkplaat voor Ernest Bradley Benning in Postman’s Park

Het onderzoek naar het ongeluk vond plaats op dinsdag 11 september in St. Martin’s Vestry Hall waar bleek dat alleen Palmer kon zwemmen. William Large, een technicus, die met zijn familie en een jongen, John Corking, op de rivier was en zag wat er gebeurde, roeide naar de plak des onheils om te helpen. Toen hij daar aankwam, zag hij Benning zich met een hand aan een roeispaan vasthouden, met de andere probeerde hij Miss Simmonds boven water te houden. Large greep Miss Simmonds en liet haar zich vastklampen aan de boot, maar, volgens een andere getuige, verdween Benning op dat moment onder water. Large kreeg ook Brooks te pakken die hij ook aan de boord van de boot liet vasthouden. Palmer was intussen opgepikt door een vissersboot, maar ze konden Benning niet meer vinden. Toen Large zag dat verder zoeken geen zin meer had trok hij, met hulp van Corking, de twee drenkelingen uit het water in zijn boot. Mr. Moss (de krant verteld ons niet wie hij was) geef zijn mening dat “the accident was due to the occupants of the small boat losing their presence of mind on seeing the steamer approach, and pulling the wrong steering-line”. Alfred George Pendrill, de kapitein van de stoomboot, en William French, eerste stuurman, vonden beide dat het ongeluk te wijten was aan de inzittenden van de roeiboot die opstonden waardoor het bootje kapseizde. Bennings lichaam werd op vrijdg 7 september onder Waterloo pier gevonden. De jury was van oordeel dat er sprake was van een ongeluk en sprak haar bewondering uit voor Large en Corking die het leven van Brooks en Simmonds hadden gered.

London Steamboat Company

Beleggingsbewijs van de London Steamboat Company (Source: scripophily.net)

Volgens een van de kranten woonde Benning op 52 Blurton Street, Lower Clapton, maar de 1881 census laat iets anders zien. Charles Benning, 52 jaar oud, corrector bij een drukkerij, woont in 1881 op het adres 14 Blurton Road, Hackney, met zijn vrouw Harriet (50) en hun kinderen Charles Barlas (25, klerk bij een scheepsmij.), Frederick William (22, boekbinder), Ernest Bradley (19, leerjongen drukker), Margaret Ethel (17, boekbinder), en Albert (13, schoolgaand). Ook wonen op dat adres Alice Marion (25, Charles jr.’s vrouw) en twee kleinkinderen, Alice Marion Edith (5) en Charles Frederick Barlas (4). Onze held Ernest Bradley Benning werd gedoopt op 17 february 1862 als de zoon van Charles en Harriet in St. John’s, Islington. Zijn vader werd op dat moment omschreven als ‘drukker’, wonende in Abert Road. De inschrijving geeft ons niet zijn geboortedatum. Als hij kort voor de doop geboren zou zijn, zou hij slechts 21 zijn geweest ten tijde van het ongeluk, maar het was niet ongebruikelijk dat ouders er enige tijd overheen lieten gaan alvorens hun kinderen te laten dopen, dus hij kan inderdaad 22 gewesst zijn zoals de kranten aangaven.

De gedenkplaat voor Benning in Postman’s Park zegt dat hij een zetter was, wat een stapje hoger is dan de leerling drukker die hij nog was ten tijde van de 1881 census. Een van de kranten die verslag deden van het ongeluk en de lijkschouwing schreef dat hij werkte voor ‘Messr. Spottiswoode’. Dat zou de firma van Eyre and Spottiswoode, the Queen’s Printers, opgericht door George Edward Eyre en William Spottiswoode, kunnen zijn, of Spottiswoode and Company onder de directie van Williams jongere broer George Andrew. De twee firmas hadden gezamenlijk het Spottiswoode Institute opgericht om educatie en vermaak te organiseren voor hun employees, zoals een bibliotheek, een koor, en – heel ironisch – een roeiclub.(1)

Postman's Park

Postman’s Park

Dit verhaal is samengesteld uit de rapporten van de aanvaring en de lijkschouwing die verschenen zijn in The Pall Mall Gazette van 8 september 1883, en in Lloyd’s Weekly Newspaper van 16 september 1883, aangevuld met enig genealogisch en historich onderzoek.

(1) Dictionary of Nineteenth-Century Journalism: In Great Britain and Ireland, red. L. Brake en M. Demoor (2009), p. 596.

Ye Olde Mitre, Holborn

Tags

,

Olde Mitre_detail

Deze kroeg bevindt zich in een smal steegje tussen Hatton Garden en Ely Place. Ga vanaf High Holborn Hatton Garden in en de ingang bevindt zich dan aan je rechterhand tussen huisnummers 8 en 9.

Ingang tussen 8 en 9 Hatton Garden

Ingang tussen 8 en 9 Hatton Garden

Olde Mitre

Let ook op het bord boven de deur met de naam van de pub en het bouwjaar 1546, alhoewel de correcte frase waarschijnlijk ‘believed to have been established in 1546 by bishop Goodrich’ moet zijn. De oorspronkelijke kroeg werd neergezet voor het personeel van het paleis en gebouwd op land van de bisschoppen van Ely. Als je vanaf Hatton Garden de steeg doorloopt tot voorbij de pub kom je in Ely Place waar het paleis van de bisschoppen stond. Het gebied viel niet onder de jurisdictie van de City of London, maar onder die van het bisdom van Ely (Cambridgeshire) en de politie mocht alleen haar werk doen in het gebied op uitdrukkelijk verzoek. De tuin van de bisschop stond bekend om z’n goede aardbeien en Shakespeare maakt daar gewag van in Richard III:

My Lord of Ely!
[…]
When I was last in Holborn,
I saw good strawberries in your garden there
I do beseech you send for some of them
(1)

Olde Mitre uithangbord

Het terrein van de bisschop was groter dan het nu nog is, maar Elizabeth I dwong ze om een stuk af te staan aan Christopher Hatton (1540-1591), een van haar favoriete hovelingen (en waarschijnlijk meer als we de roddels uit die tijd geloven). De pacht werd met tegenzin afgestaan aan Hatton vor £10, tien wagens met hooi en een rode roos per jaar.(2) De bewaard gebleven stam van een kersenboom die nog te zien is in de bar zou de markering zijn geweest tussen het land van de bisschoppen en dat van Hatton. De overlevering wil dat Elizabeth I en Hatton om deze boom een meidansje deden. Uiteraard toen het nog een echte boom was en geen fossiel stompje. Ik geloof dat echter pas als dendrochronologie bewijst dat de stam echt van de kersenboom in de tuin van de bisschoppen is geweest. Hatton, wiens naam nog steeds verbonden is aan de buurt, ontwikkelde het gebied dat bekend staat als het Londense juwelenmecca.

From E. Callow <em>Old London Taverns</em>, 1899

Uit: E. Callow Old London Taverns, 1899

Het paleis en de kroeg werden in 1772 afgebroken, maar de pub werd weer snel herbouwd. Een van de stenen mijters die op het poortgebouw van het paleis hadden gestaan werd in de muur gemetseld. Volgens Light and Lighting uit 1915, werd het gebouw gerestaureerd door de architect W.F. Foster met veel aandacht voor de historische stijl van het gebouw. De lantaarn die aan de voorgevel hangt werd als voorbeeld gebruikt voor deze stijlaandacht.(3) Hmm, misschien is dat wel zo, maar iemand is blijkbaar van gedachten veranderd over die correcte stijl uit 1915, want de elegante lantaarn die er nu hangt lijkt in niets op het hoekige geval op de foto uit het tijdschrift van 1915. Er is niet veel archiefmateriaal te vinden over de pub in de Londense archieven, omdat de vergunning van de bisschoppen verkregen werd en niet van de Londense authoriteiten, maar misschien heb ik je ondanks dat toch genoeg redenen gegeven om er zelf eens te gaan kijken.

lantaarn uit <em>Light and Lightning</em>

Lantaarn uit: Light and Lightning

De huidige lantaarn

De huidige lantaarn

Mitre glass

(1) Richard III, Act III, scene iv: Gloucester to Bishop of Ely.
(2) Ben Le Vay, Eccentric London: A Practical Guide to a Curious City, 2012, p. 239.
(3) Light and Lighting. The Illuminating Engineer, volume 8, 1915, pp. 322-323.

Cutlers’ Hall

Tags

, , ,

Cutlers Hall sign detail
Het wapen van de Cutlers’ Livery Company (het messenmakersgilde) is – wellicht verrassend – een olifant en kasteel. De preciese reden voor de keuze van een olifant is niet meer bekend, maar wordt verondersteld te maken te hebben met het ivoor dat voor mes- en zwaardhandvatten gebruikt werd. Al eeuwenlang zijn de messenmakers verantwoordelijk voor het produceren van metalen voorwerpen met een scherpe snede waarbij de nadruk steeds verder verlegd werd van gevechtsvoorwerpen naar die voor huishoudelijk gebruik. Het wapen werd het gilde toegestaan in 1476, alhoewel de olifant en het kasteel pas in 1622 werden toegevoegd. Het oorspronkelijke blazoen was: ‘Gules, three pairs of swords in saltire argent, hilts and pommels or Crest: An elephant’s head couped gules, armed or’. [in mijn niet-bestaande beste heraldische Nederlands (wie het beter kan formuleren mag het zeggen): Rood, drie paar zwaarden schuingekruist zilver, gevesten en pommels: hoofd van een olifant afgesneden rood, gespoord goud]

Cutlers Hall

Messenmakers hebben hun vak al sinds de Romeinse tijd in Londen uitgeoefend (de Engelse benaming ‘cutler’ komt van het Latijnse ‘cutellarius’). In de middeleeuwen werkten ze in het Cheapside gebied en in de 14e eeuw richtten ze een gilde op om de belangen van de beroepsgroep te behartigen en om kwaliteitscontrole te verzekeren. In de 15e eeuw verzochten ze Henry V om een Charter wat ze in 1416 ontvingen. De Cutlers’ Company zoals we die nu kennen is daarom een van de oudste gilden in Londen. In de eerste dagen van het gilde betekende specialisatie dat andere vaklui die ook aan het eindproduct meewerkten, zoals vergulders en slijpers, geen lid van het gilde waren. Maar zolangzamerhand werden ook die beroepen ondergebracht bij het gilde zodat in de 16e eeuw het Messenmakersgilde het monopolie had op de volledige productielijn.

In de 19e eeuw was het maken van zwaarden allang geen hoofdzaak meer en werden messen en scheermessen ook elders in Engeland gemaakt, zodat de Messenmakers in Londen zich steeds meer gingen specialiseren in het maken van medische instrumenten. Ze breidden ook hun liefdadige onderwijsactiviteiten uit.

Cutlers Hall uithangbord

De oudst bekende (1285) samenkomstplaats van de messenmakers is het ‘House of the Cutlers’ vlakbij de huidige Mercers’ Hall. In de vroege 15e eeuw hadden ze een Hall in wat nu Cloak Lane is, naast een huis in het bezit van de fameuze burgemeester Dick Whittington. In de vroege jaren 60 van de 17e eeuw werd besloten on de Hall te herbouwen, maar een paar maanden na de opening viel het ten prooi aan de Grote Brand van 1666. Ze herbouwden de hal direkt op dezelfde plek en deze bleef in gebruik tot in 1882 de Metropolitan and District Railway Company het land in bezit kreeg door onteigening.

The entrance to Cutlers' Hall in Cloak Lane by Thomas Hosmer Shepherd

De ingang van Cutlers’ Hall in Cloak Lane door Thomas Hosmer Shepherd (±1850)

De vijfde en huidige Hall werd in Warwick Lane gebouwd op de plek waar tot 1825 het Royal College of Physicians had gezeten. Tussen de Physicians en de Cutlers zat op deze plek een gieterij.

Site of RCoPh in Warwick Lane, now Cutlers Hall

College of Physicians

De huidige Hall werd op 7 maart 1888 in gebruik genomen. Op 10 mei 1941 verwoestte een exploderende bom een naburig huis waarbij de muur aan de noordzijde van het gebouw zwaar beschadigd raakte. De schade kon weer hersteld worden en de Hall stond er na de oorlog weer bij zoals in 1888.(1)

Bomb damage

Bomschade (Bron: website Cutlers’ Company)

Cutlers Hall

De Hall in Warwick Lane werd ontworpen door Thomas Tayler Smith (1834-1909), de bouwkundige van het gilde. Smith was de zoon van Thomas Smith, een architect uit Hertfordshire, en hij noemde zichzelf ‘architect’ in de censuses [bevolkingsonderzoeken] tot 1891. In 1887 kwam hij in de financiële problemen en pas in april 1889 werd de bewindvoering opgeheven. Op dat moment wordt hij omschreven als werkende op het adres “4, Circus-place, Finsbury, London, at 101, London-Wall” en wonende in “Bush Hill-park, Enfield, Middlesex”.(2) Zijn beroep wordt dan gegeven als landmeter en electricien. In de census van 1901 wordt hij alleen als electricien aangeduid. Hij overleed op 22 oktober 1909 op het adres 7 Kildare Terrace, Bayswater. Zijn nalatenschap bedroeg slechts £37.(3)

De terracotta fries op de façade van de Hall stelt werkende messenmakers voor en is gemaakt door de beeldhouwer Benjamin Creswick (1853-1946). Creswick was een leerling van John Ruskin, maar was oorspronkelijk zelf een messenmaker uit Sheffield. Nadat hij dat beroep vaarwel moest zeggen vanwege zijn gezondheid begon hij zich voor beeldhouwwerk te interesseren. Er is niet veel werk van hem bewaard gebleven, maar een overzicht is hier te vinden. Een artikel in The British Architect van 6 april 1888 door T. Raffles Davison beschrijft de fries als volgt:

“The design comprises four sections-Forging-Grinding Hafting and Fitting (and finishing of scissors). In the first section commencing with the ‘forgers’ the first figure appears plunging the hot scissors into the hardening trough. The next fig. 2 is forging scissors and fig.3 is at the bellows heating the iron and figs 4 and 5 are the maker or ‘smith’ and the ‘striker’ forging table knives. Fig. 6 is bringing a bundle of steel into the smithy.”(4)

doorknob

(1) Informatie over de Cutlers’ Company van hun website.
(2) London Gazette, 15 maart 1887 en 30 april 1889.
(3) England & Wales, National Probate Calendar (Index of Wills and Administrations), 1909.
(4) Informatie over Creswick van benjamincreswick.org.uk en uit Philip Ward-Jackson, Public Sculpture of the City of London (2003), pp. 429-432.

Hop Exchange

Tags

,

Hop Exchange detail

Het Borough High Street gebied in Southwark is altijd het gebied geweest waar hop uit de zuidelijke provincies verhandeld werd, vooral die uit Kent. De hop werd naar Londen gebracht na de oogst in de herfst. Tot de jaren 60 van de 20ste eeuw gingen veel van de armste Londense families in september naar de hopvelden voor een werkvakantie. Niet alleen voor de frisse lucht, maar om hun magere inkomsten aan te vullen. “Women generally work best, and some of the smartest fingered among them will pick their thirty bushels at a penny or three half-pence her bushel; but twenty-two is a good average.” Accommodation for the workers was varied, “some of them sleep in barns or cattle sheds, which are ‘feltered up’ annually with boards and brushwood to keep out the wind; but a few hop-garden owners furnish a regular set of marquees for their illustrious visitors, who are more necessary than welcome”.(1)

Illustrated London News 1885

Illustrated London News 1885

Na de oogst werd de hop gedroogd in zogenaamde ‘oast houses’ en dan verpakt in grote samengedrukte pakketten van 200 bij 65 cm, ‘pockets’ genaamd. Deze ‘pockets’ werden dan getransporteerd naar Southwark, eerst met paard en wagen, later per trein.

Borough High Street

Borough High Street met hop transport uit The Penny Magazine, 1837

De hop werd bewaard in de magazijnen rondom Borough High Street en de hop agent probeerde de goederen dan te verkopen – voor een commissie natuurlijk – namens de producenten aan een tussenpersoon die de hop dan weer aan de brouwers verkocht.

Southwark Street werd in 1862 aangelegd door Sir Joseph Bazalgette. Het was de eerste straat in Londen met water- en gasleidingen in het midden van de straat. De ontwikkelingen op Southwark Street waren ingezet door de Metropolitan Board met een groot project om London Bridge met Blackfriars te verbinden en om tegelijkertijd iets te doen aan de slechte, onhygiënische behuizing in het gebied. Op een lastig driehoekig stuk land tussen de nieuwe straat en de verhoogde spoorlijn ontwierp R.H. Moore de elegante rondingen van het Hop and Malt Exchange gebouw.

OS map 1936-1952 from Southwark historical mapping

OS kaart 1936-1952 van Southwark historical mapping

De eerste steen werd op 31 august 1866 gelegd en het gebouw werd in oktober 1867 geopend. Het moest de hophandel die vanouds in het gebied had plaatsgevonden centraliseren en promoten. het ontwerp bestond uit een centrale handelsvloer met galerij-etages voor kantoren en magazijnruimte erachter. Het oorspronkelijke gebouw was hoger dan het nu is, maar de bovenste verdiepingen werden afgebroken in 1920 na een brand.

Hop Exchange from ILN

Hop Exchange from Illustrated London News, 1867

De Illustrated London News beweerde dat, “the hop growers, merchants, dealers, and buyers will have all the advantages of a complete and well-attended market close to the termini of all the railways which pass through the hop-growing districts of Kent, Surrey and Sussex, and will thus be enables to avoid the trouble, expense, and loss of time incurred in visiting hop merchants’ counting houses in various parts of the Borough”. Klinkt goed, maar de werkelijkheid lag anders. Er was vanuit gegaan dat er behoefte was aan een centrale plaats voor alle hopactiviteiten, maar de 100 kantoren werden nooit allemaal verhuurd. In 1878 zaten er 54 handelaren in het gebouw, maar dat was het hoogste aantal ooit. In 1920 was het aantal gedaald tot vijf. De hophandelaren bleven in hun oude gebouwen en zo deden ook hun klanten. Volgens een van de agenten werden de stalletjes die opgezet waren in de centrale hal om de waren te showen al na 18 maanden weer afgebroken. De beurs werd door de handelaren slechts gezien als een uitbreiding van hun magazijnruimte.(2)

Hop Exchange

De ijzeren balustrades om de gallerijen verbeelden ineengestrengelde hopranken. De rode schilden met daarop een wit paard stellen het wapen van de provincie Kent voor om nadruk te leggen op de oorsprong van de hop.

wapen Kent

Wat minder opvalt, zijn de enorme keldergewelven onder het gebouw (±0,4 ha). In 1903 verhuisde J. Lyons & Co. zijn zaak naar de Hop Exchange en kwam bekend te staan als de Hop Cellers (de Hopkelder), later als de Lyons Wine Cellars. De firma verhuisde weer in 1972, maar voor bijna zeventig jaar werd er dus wijn gebotteld en bewaard onder de kantoren en magazijnen van de beurs. Wijnflessen werden gemiddeld zes keer gebruikt en iedere keer als ze geretourneerd werden moesten ze schoongemaakt en hervuld worden. Dit vullen werd door een machine gedaan, behalve voor de speciale wijnen die handmatig gevuld werden. De gevulde flessen werden opgetast in rijen, zogenaamde ‘bins’, met houten latten tussen de rijen. Foto’s kunnen hier gevonden worden.

(1) H.D., ‘A Kentish Hopyard’ in The Gentleman’s Magazine, september 1868, pp. 532-538.
(2) Celia Cordle, Out of the Hay and into the Hops (2011), p. 123-124.

Willing House

Tags

, , , ,

Mercury detail

Het beeld van Mercurius staat op Willing House in Gray’s Inn Road. Het is nu een Travelodge hotel, maar het was ooit het woonhuis van de Willing familie. Zij hebben naam gemaakt met adverteren en hun activiteiten liepen uiteen van boekenstalletjes en posters tot aanplakborden. Het Beamish Museum heeft een van Willing’s metalen advertentieborden (zie hier). Het beeld van Mercurius, oftewel Hermes, de boodschapper van de goden en verantwoordelijk voor de communicatie tussen de werelden van de goden en de mensen, is zeer toepasselijk. Aanplakken was een lucratieve bezigheid en een van de grootste leveranciers in Londen was Willing and Co, opgericht in 1840. Zij regelden de ruimte op muren, zochten de adverteerders en regelden het drukken en aanplakken van de biljetten. Een leverancier had het recht op een bepaald stuk muur of reclamebord, waar hij vaak een behoorlijk bedrag voor had betaald, en had aanplakkers in dienst. De beste aanplakkers die met poster en lijm een hoge ladder op konden zonder het papier door de wind te laten scheuren konden hogere salarissen bedingen en werden laddermannen genoemd.

street advertising

Straatreclame (Bron: Digital Library at LSE)

Ruimte op een muur was essentieel in deze concurrerende wereld van de reclame en een journalist schreef:

The value of advertising space, where it is secured and not subject to obliteration inflicted by some rival “fly-paster,” is absolutely fabulous. More than £300 a month was paid a short time ago for some hoardings in Queen Victoria Street; and, altogether, I was assured by a gentleman who has been in the trade for a long time, and enjoys every opportunity of making a fair estimate, that upwards of £60,000 was paid annually for the possession of hoarding and wall space in London to let out to advertisers. Indeed, so much money is made in this way, that there are certain houses standing in conspicuous places by the railway lines, which are not pulled down, though in ruins, because it pays the owners better to let the outside walls for advertising than to let the interior for dwelling purposes.(1)

Alfred Cecil Calmour geeft ons inzicht in de advertentiekosten voor een toneelstuk. Hij noemt de kosten op die hij gemaakt heeft voor een van zijn toneelstukken die hij had opgevoerd in de ochtendvoorstelling in het Vaudeville Theater in 1883. De kosten voor de advertensies kwamen op £7 3s 6 d. en het aanplakken door Willing & Co. kostte £1 terwijl de hele productie, inclusief acteurs, “seventy odd pounds” had gekost.(2)

Automotor Journal 1903

Automotor Journal 1903

De boekenstalletjes van Willing and Co. worden geregeld genoemd als adres waar tijdschriften te koop zijn, zoals deze in The Automotor Journal uit 1903. Maar de firma publiceerde ook zelf. Hun meest bekende uitgave is Willing’s British and Irish Press Guide wat volgens The Electrician van 19 april 1895 “the handiest book of the kind published” was. “The method adopted in dividing the book into sections lends itself to ready reference”. De gids werd uitgegeven vanaf 1874 en bestaat nog steeds, niet meer gepubliceerd door Willing, maar door Cision.

Maar niet alles was zo’n groot succes als de Press Guide. William Tinsley verteld hoe James Willing senior een nieuw maandelijks tijdschrift “England in the nineteenth Century” wilde uitgeven. Helaas moest dat project al worden stopgezet op het moment dat al veel werk gedaan was voor het eerste nummer omdat er niet genoeg adverteerders gevonden konden worden, en, zoals Tinsley al zei, “the monetary success of any daily paper, or weekly, or monthly, or quarterly magazine, depends to a great extent upon the number of advertisements it contains”.(3)

Willing House

Willing House

Het rode bakstenen gebouw op Gray’s Inn Road staat in een gebied dat voor het eerst ontwikkeld werd tot een woonwijk in de tweede helft van de achttiende eeuw door John en Richard Smart. De Metropolitan Railway (±1861) liep dwars door het gebied waardoor sommige huizen weer plaats moesten maken. De noordelijke hoek van de Willing gebouwen ligt nu boven de spoorlijn. Ergens in de jaren 90 van de 19e eeuw woonde de Willing familie op number 366, een pand dat zich uitstrekte van Gray’s Inn Road, langs St. Chad’s Place tot aan Wicklow Street waar ze hun stallen hadden. Zo langzamerhand verkregen en ontwikkelden ze de rest van het blok tot wat nu het Travelodge hotel op nummers 356-364 is. Vanaf 1910 waren hun architecten Alfred Hart (1866-1953) en Leslie Waterhouse (1864-1932). Zij ontwierpen het huis in de ‘Vrije Barok’ stijl die ook wel omschreven wordt als ‘een vrije mengeling van Tudor en Barok elementen’, alhoewel de Listed building website het slechts ‘Franse Barok’ noemt. Door de jaren heen werden er kleinere en grotere aanpassingen gedaan aan het pand. In de jaren 70 van de 20ste eeuw – het gebouw was toen in handen van de Haslemere Group – werden aanzienlijke veranderingen aangebracht om meer kantoorruimte te verkrijgen, maar de façade bleef min of meer zoals die was.(4) Alhoewel het gebied opgenomen was in het plan voor de ontwikkeling van het King’s Cross gebied, zorgde de Grade II status van 1974 voor bescherming. Ik citeer hier slechts het begin van de beschrijving daarvoor:

Irregular facade of 3 storeys and attics, 5 storeys right hand bay. Left hand 3 bays forming a slightly projecting pavilion with round-arched central main entrance. Pilasters flanking entrance surmounted by large winged lions supporting a great 7-light bowed window with enriched apron, segmental headed lights and pilasters supporting a cornice and domed roof in an arched recess. To either side, transom and mullion casements with aprons; 1st floor with segmental-arched enrichment with small keystones. 2nd floor with paired stone Ionic columns to outer bays, flanking 2-light windows and supporting a modillion entablature with round-arched balustrade (piers with swags and features terminating in balls) over. Central dormer with transom and mullion casement flanked by scrolled consoles. Roof surmounted by a statue of Mercury.(5)

Mercury

Het beeld van Mercurius is ontworpen door Arthur Stanley Young (1876-1968). Het is gemaakt van gegoten en plaatbrons om een handgesneden iepenhouten beeld. Het is recentelijk gerestaureerd door Rupert Harris Conservation. Toen zij de verf analiseerden, bleek Mercurius oorspronkelijk een lichtgrijze kleur gehad te hebben en de caduceus bleek met bladgoud afgewerkt te zijn geweest. Hij is weer keurig geschilderd en voorzien van bladgoud en staat weer trots van bovenaf het gebied te overzien.

work on Mercury

werk aan Mercurius (Bron: Rupert Harris Conservation)

De fries boven het portiek lijkt te steunen op twee gevleugelde leeuwen en is gebeeldhouwd door William Aumonier (1891-1943), de vader van Eric Aumonier die de reliëfs in the lobby van het Daily Express gebouw gemaakt heeft.

frieze by Aumonier

fries door William Aumonier

(1) Adolphe Smith, “Street Advertising” in John Thomson and Adolphe Smith, Street Life in London [1877], pp. 22-23.
(2) Alfred Cecil Calmour, Practical Playwriting and the Cost of Production [1891], pp. 55-56.
(3) “An Interesting Speculation Nipped in the Bud” in William Tinsley, Random Collections of an Old Publisher (1900), vol. 1, pp. 96-103.
(4) De informatie over de geschiedenis van het gebouw komt voornamelijk uit het Rapport over Willing House van Paul Drury FSA ARICS IHBC (nu Drury McPherson Partnership), 2000.
(5) De volledige beschrijving kan hier gelezen worden.

Dolfijn lantaarnpalen

Tags

, , ,

dolphin lamppost Oyster walk_detail

Oystergate Walk heeft zijn naam te danken aan de Oystergate [oesterpoort], geen echte poort, maar een van de werven waar goederen aan land werden gebracht vanaf schepen voor de Londense markten. Andere ‘gates’ waren Billingsgate, Botolphsgate, Ebgate, Puddledockgate and Wolfgate. Ze kregen hun namen van de goederen die daar aan land werden gebracht, of van de eigenaar, of van een plek of gebouw in de omgeving. Oystergate is makkelijk te herkennen als de plaats waar oesters aan land gebracht en verkocht werden. Oystergate Walk bevindt zich aan de Thameszijde van Fishmongers´ Hall en wordt gemarkeerd met een aantal ´dolfijn lantaarnpalen’. Deze lantaarnpalen waren oorspronkelijk alleen te vinden op de Albert en Victoria Embankments (de ´Dolphin Zone´), maar ze hebben zich verspreid langs de zuidkade en naar Oystergate Walk. Er wordt gezegd dat ze een steur verbeelden en geen dolfijn, maar, ‘dolfijn lantaarnpalen’ is de geaccepteerde naam, dus die gebruik ik hier.

dolfijn lantaarnpalen Oyster walk

dolfijn lantaarnpalen Oyster walk


dolfijn lantaarnpalen Oyster walk

De Victoria Embankment werd in de jaren 60 en 70 van de 19e eeuw gebouwd en was een perfecte mogelijkheid om een wandelpad langs de Theems aan te leggen. De Metropolitan Board of Works stalde diverse ontwerpen ten toon en de Illustrated London News en The Builder van 19 maart 1870 publiceerden illustraties van de ontwerpen. Een favoriet was een hevig versierd ontwerp van Timothy Butler, gegoten door de Coalbrookdale Company, met klimmende jongentjes en boordevolle hoorns des overvloeds. Je kunt nog steeds een van Coalbrookdales lampen zien op Chelsea Embankment, op het oostelijk puntje van de Albert Bridge Gardens (zie hier).

ILN 19 maart 1870 Coalbrookdale ontwerp

Illustrated London News Butler/Coalbrookdale ontwerp

ILN 19 maart 1870 Bazalgette ontwerp

Illustrated London News Bazalgette ontwerp

Joseph Bazalgette ontwierp een bescheidener lantaanrnpaal met leeuwenklauwen (gemodelleerd door S. Burnett) en je kunt deze zien op Chelsea Embankment. Zie de laatste foto in dit blog voor de aanleg van Chelsea Embankment met de Bazalgette lantaarnpalen. Maar, voor de Victoria en Albert Embankments werd voor het ontwerp van George John Vulliamy (1817-1886) gekozen. De lantaarns werden ontworpen naar voorbeelden die Vulliamy had gezien op de Fontana del Nettuno op het Piazza del Popolo in Rome. Ze werden gemodelleerd door C.H. Mabey. Zie hier voor de redenering achter de keuze voor Vulliamy’s ontwerp.

ILN 19 maart 1870 Vulliamy ontwerp

Illustrated London News Vulliamy ontwerp


Fontana del Nettuno, Piazza del Populo, Rome

De dolfijnen op de Fontana del Nettuno, Piazza del Populo, Rome

Vulliamy had op de Westminster School gezeten en was zijn carriere begonnen bij Joseph Bramah & Sons, ingenieurs. In juli 1836 ging hij voor Charles Barry werken, maar in 1841 nam hij ontslag en maakte een reis door Frankrijk, Italië, Griekenland, het Nabije Oosten en Egypte. Hij kwam in 1843 weer terug in Engeland en begon zijn eigen architectenbureau. Hij was lid van het Royal Institute of British Architects, het Royal Archaeological Institute, en stelde werk tentoon in de Royal Academy. Hij werd in maart 1861 aangesteld als opzichter-architect bij de Metropolitan Board of Works en ontwierp in die hoedanigheid diverse brandweerkazernes, het voetstuk en de sfinxen voor de naald van Cleopatra op het Embankment en de Embankment lantaarns. Hij nam ontslag in 1886 vanwege gezondheidsproblemen en stierf in november van datzelfde jaar.

De bouw van de Embankments bood een perfecte gelegenheid om electrisch licht aan te leggen. Charles Dickens in zijn Dictionary of London van 1879 rapporteerde dat

The electric light first practically introduced into London by Mr. Hollingshead at the Gaiety Theatre, has been made, during the last few months, the subject at a great number of experiments both public and private. Of the former the most important has been that on the Thames Embankment where the great width of, and the entire absence of all extraneous light from shop windows or public houses on either hand, enabled the rival systems of gas and electricity to try their strength against each other on equal terms. On the conclusion of the period allotted to the first experiment the Board of Works decided upon continuing it on a somewhat larger scale, and an additional length, of the Embankment parapet has accordingly been supplied with electric burners.

De dolfijn lantaarnpalen hebben zich inmiddels verspreid vanaf hun originele standplaats en kunnen nu op verscheidene plaatsen gevonden worden. Een daarvan is Oystergate Walk waar ik mijn foto’s genomen heb; een andere locatie is Queen’s Walk, wat de zuidkade van de Theems volgt van Lambeth Bridge naar Tower Bridge. Queen’s Walk is onderdeel van de 1977 Jubilee Walkway en is in 1996 ook opgenomen in de Thames Path national trail.

De lantaarns hebben zelfs de Moorcroft firma geïnspireerd voor hun Londen Vaas (ontwerper Paul Hilditch).

Fishmongers’ Hall

Tags

, ,

Fish on post at Fishmongers' Hall

Dit item is verbonden met het vorige over Billingsgate vismarkt, aangezien het gilde van de vishandelaren (de Fishmongers’ Company) al eeuwen verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de producten op de markt. De Company is een van Londen gilden en bestaat al minstens 700 jaar. Ooit heetten ze de Stock Fishmongers’ Company, maar ze kregen hun huidige naam toen ze in 1537 samengingen met de Salt Fishmongers’ Company.

In 1666 werd de Hal van de Fishmongers verwoest in de Grote Brand, maar door de locatie aan de rivier konden alle paperassen en waardevolle spullen makkelijk in veiligheid gebracht worden. Alhoewel de brand een totale ramp was, gaf het de Company de gelegenheid om hun hal te herbouwen op grotere schaal.

Fishmongers' Hall from Thornbury, vol. 2

Fishmongers’ Hall in W. Thornbury, Old and New London, vol. 2

In 1828 gaf weer een andere externe oorzaak, deze gelukkig niet zo desastreus, het gilde nogmaals de gelegenheid om een nieuwe hal te bouwen. Het gebouw dat was neergezet na de Brand had dringend groot onderhoud nodig en toen een gedeelte van het perceel nodig was om New London Bridge te bouwen, besloot de Company een architect aan te trekken om een geheel nieuwe hal te bouwen. Dit gebouw, ontworpen door Henry Roberts met assistentie van Gilbert Scott en gebouwd door Thomas Cubitt, kon in 1835 in gebruik genomen worden en heeft een zuilengaanderij aan de waterkant. De werf is nu onderdeel van het wandelpad (Thames Path) en vrij toegankelijk.

Fishmongers' Hall from The History of London

De voorkant van Fishmongers’ Hall aan Upper Thames Street. Staalgravure uit The History of London, red. W.G. Fearnside, gegraveerd door J. Woods, 1838

Fishmongers' Hall

De lampen aan Fishmongers’ Hall


Fishmongers' Hall detail

Detail van de lamp

Aan de Thameszijde van de Hall staan in de niche die naar de trap toe leidt de standbeelden van een visser en een vissersmeisje. Het marmeren meisje werd in 1901 tentoongesteld in de Royal Academy en werd in 1902, samen met haar mannelijke tegenhanger, geplaatst bij de hal. De beeldhouwer, Alfred Turner (1874-1940), had de commissie voor de beelden gekregen in 1899 toen de hal opgeknapt moest worden. Hij kreeg £1260 in totaal voor de twee beelden. Alfred was de zoon van beeldhouwer Charles Edward Halsey Turner en had sinds 1895 op de Royal Academy School gezeten. Zijn bekendste werk zijn de friezen van de Old Bailey en het paard en de twee mannen op het Zuid-Afrika oorlogsmonument in Delvillebos, Frankrijk.(1)

Fishmongers' Hall beelden door Alfred Turner

Beelden door Alfred Turner

De Hall is niet open voor het publiek, maar rondleidingen zijn mogelijk, zie hier.

(1) Philip Ward-Jackson, Public Sculpture of the City of London (2003), p. 482; en Wikipedia.

Old Billingsgate Market

Tags

, , ,

Billingsgate-weathervane-detail

Deze vismarkt is ooit begonnen als een algemene markt waar kolen, zout en andere goederen werden verhandeld, maar het lijkt een exlusieve vismarkt geworden te zijn in de 17e eeuw. Het tweede gedeelte van de naam suggereert een begin als waterpoort. Mogelijk had het deze functie al in de Romeinse tijd, maar het werd zeker al gebruikt als kleine haven door de Saksen. Waar het eerste gedeelte van de naam vandaan komt is onzeker. Misschien is het genoemd naar Billing, Byllins of zelfs Blynes die het land of de rechten op de waterpoort bezat. Een andere – veel onwaarschijnlijker – suggestie is dat de naam is afgeleid van Belin of Belinus, een mythische koning van Britannië. Wat de oorsprong van de naam ook moge zijn, tot aan de 15e eeuw werd vis verder stroomopwaarts aan land gebracht bij Queenhithe (hithe betekent kleine haven), maar dat betekende het navigeren onder London Bridge en men koos meer en meer voor Billingsgate, ten oosten van de brug.

Billingsgate in W. Thornbury, vol. 2, p. 48

Billingsgate in W. Thornbury, Old and New London, vol. 2, p. 48

In 1698/9 maakte een Besluit van het Parlement (10 & 11 William III, c.24) van Billingsgate “a free and open market for all sorts of fish whatsoever” als reactie op de afzetterij door vishandelaren die het losse verkopers verboden om hun waren direct in te kopen van de vissers. Er mocht alleen via hen gekocht worden – uiteraard voor flink opgedreven prijzen. De nieuwe wet zorgde ook voor kwaliteitscontroles, het reguleren van de tol die aan vissers die hun vangst wilden lossen gevraagd kon worden en verordonneerde ook dat vis die op de markt gekocht werd ook elders verkocht mocht worden. Om de Engelse vissers te beschermen mochten geen buitenlandse boten hun vis bij de markt lossen, met een uitzondering: levende paling mocht verkocht worden door Nederlandse vissers. Let wel: de wet sprak niet over het vissen door buitenlanders, slechts over vis aan land brengen wat de weg opende voor kleinere Engelse scheepjes die de vis ophaalden bij willekeurig welke visser, bij voorbeeld in Gravesend of Dover, en het vervolgens naar de markt brachten. In 1840 stelde de Mirror of Literature, Amusement, and Instruction (deel 36) dat een derde van de vis die in Billingsgate verhandeld werd gevangen was door buitenlanders.

In het begin waren de marktstalletjes niet meer dan houten schuren of kramen die kriskras door elkaar stonden in de buurt van de aanlegplaats, maar halverwege de 19e eeuw werd er besloten het grootser aan te pakken. Het eerste speciaal door John Jay ontworpen gebouw werd neergezet in de jaren 50 en stond tussen Lower Thames Street en de rivieroever. Het gebouw bleek al snel te klein en werd in 1876 vervangen door een hal die ontworpen was door de stadsarchitect Sir Horace Jones.

Billingsgate Fish Market

Jones’s Billingsgate Fish Market in Illustrated London News, 30 Sept. 1876


Billingsgate Prijspuzzel

Billingsgate Prijspuzzel in Punch

De steeds groter wordende handel had niet alleen een groter gebouw nodig, maar ook een betere toegangsweg buiten het centrum. In 1883 werd het verkeersinfarct bij de markthal op de hak genomen door het tijdschrift Punch met een prijspuzzel waarin de eerste twee vragen het probleem treffend samenvatten: 1. Hoe kom je bij de markt; 2. Hoe kom je er weer vandaan. Maar het duurde nog tot 1982 voordat de markt verplaats werd naar het Docklands gebied. De handelaren op de markt, en dan vooral de vrouwen, stonden bekend om hun grove taalgebruik. Vulgaire taal werd ook wel ‘Billingsgate discourse’ genoemd volgens Benjamin Martins Lingua Britannica Reformata van 1754. Maar de markt was ook een geweldig onderwerp voor schilders en tekenaars zoals William Hogarth en Thomas Rowlandson.

Procession of the Cod Company

Thomas Rowlandson, Procession of the Cod Company
©The Trustees of the British Museum


Hogarth, Shrimp Girl

William Hogarth, The Shrimp Girl
©The National Gallery

Billingsgate leverde veel negatieve reacties op van toeristen. Nathaniel Hawthorne bezocht de markt in 1857 en beschreef het als “a dirty, evil-smelling, crowded precinct, thronged with people carrying fish on their heads, and lined with fish-shops and fish-stalls, and pervaded with a fishy odour. The footwalk was narrow, —as indeed was the whole street,— and filthy to travel upon”.(1) Een waarschuwing om niet je beste kleren aan te doen was ook nodig, “Let the visitor beware how he enters the market in a good coat, for, as sure as he goes in in broad cloth, he will come out in scale armour. They are not polite at Billingsgate, as all the world knows, and ‘by your leave’ is only a preliminary to your hat being knocked off your head by a bushel of oysters or a basket of crabs”.(2) Zie hier voor nog meer levendige beschrijvingen van de markt.

Wist je dat George Orwell een tijdje gewerkt heeft op de Billingsgate markt? “When a porter is having trouble to get his barrow up, he shouts ‘Up the ‘ill!’ and you spring forward (there is fierce competition for the jobs, of course) and shove the barrow behind. The payment is ‘twopence an up’. They take on about one shover-up for four hundredweight, and the work knocks it out of your thighs and elbows, but you don’t get enough jobs to tire you out. Standing there from five till nearly midday, I never made more than 1/6d”.(3) Hij gebruikte zijn ervaringen in Keep the Aspidistra Flying waar Gordon Comstock probeert de kost te verdienen met het voortduwen van viskruiwagens, maar die poging duurde niet lang en hij moest al snel een beroep doen op de liefdadigheid van zijn zuster.(4)

Old Billingsgate Market, het gebouw uit 1877, heeft gelukkig de sloophamer kunnen ontlopen en is nu een evenementenlocatie. De windwijzers op het dak kunnen nog steeds bewonderd worden. Als je de nieuwe vismarkt in Canary Wharf wilt zien, moet je vroeg op staan want die is alleen open tussen 4 uur en half tien.(5)

Billingsgate windwijzer

Billingsgate windwijzer

(1) Nathaniel Hawthorne , The English Note-Books, 15 nov. 1857.
(2) Dr. Andrew Wynter, ‘The London Commissariat’, Quarterly Review, No. cxc, vol. xcv 1854.
(3) George Orwell, Diary, 19 sept. tot 8 okt. 1931. Citaat is genomen van hoppicking.wordpress.com.
(4) George Orwell, Keep the Aspidistra Flying, (London, Penguin Books), 2000, p. 54.
(5) De officiële website is hier te vinden.